Anywhere, I don’t care, I don’t care, I don’t care..
Hij stapte in zijn auto en nam me mee. Ik staarde slechts naar het vervormde effect van de straatlichten in de racende regendruppels op de voorruit. Naar het schaarse groen, dat nu wel zwart leek. Naar de lelijke huizen met licht achter de gesloten gordijnen. Naar de levende steden en de stille snelwegen. Zwijgen in de auto is een zaligheid. En het hoeft niet altijd duidelijk te zijn waarheen we gaan, want rijden is de rust. Kinderen houden er ook van rondgereden te worden en diep vanbinnen wil ik jong zijn, wil ik zo graag kind zijn.
Week twee in Londen en frequent bloggen bleek al onmogelijk. Ik wou mijn 7-days-travel-card goed benutten dus heb ik volop gecitytript en mensen ontmoet!
In feite bestaat Londen uit verschillende, aan elkaar geplakte ministeden. Ieder stukje Londen heeft zijn eigen centrum, kerk en winkels maar vooral zijn eigen karakter! Mijn ‘ministad’ heet Saint John’s Wood en is strak en clean te noemen. Rechte straten, gelijkaardige (grote) huizen, weinig winkels.. Moest Abbey Road er niet door lopen (met het zebrapad en de studio waar de Beatles hun gelijknamige cd opnamen) zou ik moeilijk een reden kunnen vinden waarom je als toerist naar SJW zou komen. Het is een mooie buurt om in te wonen maar het mist wel wat gezelligheid! Die ging ik deze week dus elder opzoeken…
Charlotte had me laten weten dat je in Camden Town goedkoop kon eten, ook mama Pauline zei me dat ik er zeker heen moest en bovendien zou ik er misschien een fiets kunnen kopen. Plus: het ligt vlakbij Saint John’s Wood.. op naar Camden Town op donderdag! Ik liep langs Regents Parkt: gigantisch en mooi! Dat ik een uur verloren ben gelopen, hoef ik niet te benadrukken.
Mijn eerste twee dagen in Londen heb ik vooral gespendeerd bij het gezin waar ik au pair ben. Het schooljaar was voor de dochters nog niet begonnen dus had ik ruim te tijd om hen te leren kennen! De jongens arriveren rond 17u en dat heb je dan ook geweten!
Op mijn eerste dag had ik twee uurtjes vrij waarop ik een wandeling heb gemaakt in mijn nieuwe buurt! Spoele is niets vergeleken bij Saint John’s Wood! Op mijn weg naar het metrostation passeer ik een Amerikaanse school, het Wellington Hospital (waar prins Friso van Nederland ligt) en vele mooie huizen. Geen stakkers die hier wonen! Verderop is er Saint John’s Wood High Street met allerhande winkels en de Saint John’s Wood Church Gardens, wat een zeer mooi park is. Hier tegenover ligt het grote Regents Park, met de London Zoo. Vanaf het Zuidelijkste punt van Regents Park is het slechts een kwartiertje wandelen naar Oxford Street: dé winkelstraat van Londen. Ik ben van plan een fiets te kopen want ik zit op een wip van het centrum en the tube is zeer duur.
Vandaag waren al de kinderen het huis uit en had ik na het ontbijt vrij tot half vijf: tijd om te citytrippen! Ik nam de metro naar Westminster en stond bij het verlaten van het station pal onder de Big Ben! Om de hoek loerde the London Eye door de bomen en de Thames stroomde lustig door de zonovergoten stad: een prachtige dag. Op en top toerist vroeg ik een andere toerist om een foto van me te nemen. Het zal nog wel even duren voor ik me een echte inwoner van Londen voel. De stad is zo groot en druk! Hoe kan je ooit beweren ze te kennen?
Nadien wandelde ik langs The Mall naar Buckingham Palace en langs Green Park en Piccadilly naar Piccadilly Circus en zo via Regents Street naar Oxford Street, alwaar ik me niet kon inhouden en al een kleine shoppi shoppi deed! Zoveel volk, zoveel winkels! Wat me al is opgevallen? Men in suits, opvallende haarkleuren en hoe vaak het motief van de vlag van Groot Brittanië gebruikt wordt voor vanalles en nog wat!
Tot slot: ik begin al in het Engels te denken! Say whaaat?
Bij je geboorte had je al dik zwart haar. Andere baby’s worden met een nagenoeg kale kop geboren maar toen jij je een weg baande van de moederschoot naar de badkuip waarin je moeder lag te bevallen, riep de vroedvrouw: “’t is een harige!” Je moeder dacht dat je een meisje zou zijn omdat ze had gedroomd van een dochter, de dag voor ze ontdekte dat ze zwanger was. Maar je was een jongen en het heeft nog een halve dag geduurd voor de verpleegster een naam op je polsbandje kon schrijven want bij het bepalen van een jongensnaam had je moeder geen haast gehad. Ze noemde je Sam. Je vader had je verwekt op een van de eerste lentedagen en was toen voor een jaar van het toneel verdwenen maar was blij verrast toen hij bij terugkomst vader bleek te zijn geworden en je moeder hem zonder meer terug in huis nam. Ze zag hem zelfs graag en ze trouwden toen je in staat was tien meter te wandelen zonder op je kont te vallen zodat je voor hen uit kon gaan op de rode loper. Je haar hing al over je oren en je riep aldoor ‘mama’ en ‘papa’. Je broer zat toen reeds in je moeders buik en ook toen dacht ze dat het een meisje was. Ze wist zelf niet waarom ze zo graag een dochter wou. Misschien omdat ze zelf drie broers had. Ze hield van jullie en maakte er geen probleem van dat jullie met haar oude poppen speelden en eigenlijk was ze heel erg blij toen bleek dat je broer homo was want zo kreeg ze toch een schoonzoon. Van schoondochters had ze schrik omdat ze dacht dat ze haar kinderen zouden afnemen. In schoonzoons zag ze dit gevaar niet. Het was een gek figuur, je moeder.
Beneath the stars came fallin’ on our heads. But they’re just old light, they’re just old light
Je broer was de rust, jij de furie. Je beleefde een jeugd van vechten en trekken aan het haar dat jullie beiden weelderig bezaten. Tegelijk een jeugd van liefde voor elkaar want wie dacht je broer te moeten jennen, kreeg het met jou aan de stok. Je was de schrik van de school. Je had nepvrienden die bang van je waren en meisjes die je aanbaden. Maar je keek niet op of om en groeide op in een roes van bomenklimmen, voetballen en luidemuziekluisteren.
Your hair was long, when we first met.
Na vijftien jaar van vallen en opstaan ontmoette je een meisje. Je lokken vielen toen al op je schouders maar hààr haren verborgen zelfs haar prille borsten. Je kuste haar voor het eerst op je zestiende verjaardag, toen de regen met bakken uit de lucht gutste. Ze had een taartje voor je gekocht dat ze je gaf onder een luifel in de stad en je keek ernaar en zei dat het leuk was maar ze zag dat je niet wist wat ermee aan te vangen. Jullie hebben het toen samen opgegeten en ze likte de slagroom van je neus en je hebt haar het chocolaatje gegeven waarop in sierige letters HappyBirthday stond want je had gehoord dat alle vrouwen van chocolade hielden en voor jou hoefde het toch niet zolang je maar de krokante bodem had. Ze nam je mee op wandel en had gelukkig een grote paraplu bij. Onhandig legde je je arm rond haar schouder zodat jullie beiden de dikke druppels die van het scherm vielen niet hoefden te voelen op jullie arm. Je hoorde de regen tikken zoals thuis op het schuine plafond van je slaapkamer en hield er stiekem van.
But the history books forgot about us, and the bible didn’t mention us.
Je was verliefd en dat haatte je. Je had nog nooit zoveel gevochten. Je ging naar luide concerten. Je dronk en je rookte. Je wilde haardos krulde op je rug. Je baard liet je kort staan. Je eerste borstharen groeiden. Je meisje probeerde je soms te sussen. Je trok haar aan en stootte haar af. Zij ging weg en kwam terug. En nog eens. Je hield haar nu vast en dan schudde je haar dooreen. De outing van je broer maakte je woedend. Je verweet hem en verafschuwde hem. Toen hij door enkele klasgenoten werd uitgemaakt, ging je er echter op af. Het kostte je haast je diploma. Je was bijna achttien. Je koos te gaan werken. Je voelde de energie in je borst borrelen en werkte hard en veel. Je meisje vergat je en ging met een andere jongen heen. Je werd er kwaad van. Soms betrapte je jezelf erop verdrietig te zijn. Je ging sporten als een zot. Je kreeg spieren en werd een man. Je moeder keek naar je en besefte dat ze allesbehalve een dochter had gekregen, achttien jaar geleden, maar ze hield ontzettend van je. Ze zag je zoeken naar je weg en beschermde je. Je vader was trots op jou maar probeerde je in toom te houden. Het was onmogelijk. Je leefde als een wervelwind.
Oh I cut his hair myself one night. A pair of dull scissors in the yellow light. And he told me that I’d done alright. And kissed me ‘til the mornin’ light.
Toen je meisje nog maar eens terugkwam, want je werkte op haar als een magneet, beloofde je goed te zijn voor haar. Je bruine lokken vielen lang op je rug. Je deed je best maar je uitspattingen bezorgden haar de schrik van haar leven. “Hoe kan ik je temmen, Sam?” vroeg ze, “als je het zelf nog niet kan?” Maar je wist waar je trots zat, je kracht, je energie. Toen je meisje na de zoveelste uitspatting dreigde weg te gaan, gaf je haar een schaar in het goudgele maanlicht. Voorzichtig knipte ze je lokken. Ze vielen op haar tenen en in het gras. De wind nam je kracht mee naar onbekende bestemmingen en gaf er andere mensen de energie die ze zo nodig hadden. Toen ze klaar was, zei je dat het goed was en je nam haar in je armen en de nacht was zacht en vol van liefde tot de zon opkwam.
You are my sweetest downfall. I loved you first, I loved you first.
‘Dit is het einde van de weg’ zeiden ze.
Er stond een bordje:
DIT IS HET EINDE VAN DE WEG
‘Hier, dit punt,’ zeiden ze.
Ze hurkten erbij neer
en raakten het voorzichtig even aan.
‘Is dit het?’
‘Dit is het.’
Het was herfst, het regende, het stormde.
Ze stonden op, draaiden zich om.
Later kwamen ze nog even terug
met een vergrootglas.
Het was echt het einde van de weg.
—
Ik wou er iets bij schrijven maar het lukte niet.
Nu, wat ik wilde zeggen las ik tussen de regels.
Je ziet het zelf misschien ook wel staan.
Ik kan je tientallen Toon Tellegen-gedichten laten lezen.
Ze zijn vaak triest, maar zo heerlijk prachtig.
Eén maand is nu voorbij gegaan, traag en snel tegelijk. Alles lijkt nog alsof het gisteren was en toch worden we verplicht om door te gaan met ons leven. Men zegt dat wie naar het verleden kijkt met zijn rug naar de toekomst staat. Ik heb dat altijd een vreemde boutade gevonden.
Volgens deze levenswijsheid moeten we ons gezicht richten op de toekomst en het verleden de rug toekeren opdat we vooruit zouden gaan in het leven. Praktisch gezien begrijp ik de redenering wel: het verleden ligt, qua tijd, achter je. Het is voorbij. Kijk niet te veel om je schouder en klamp je niet aan dat verleden vast want dan zeul je slechts extra last mee. Kijk voor je uit – blik op de toekomst – en ga ervoor.
Is het echter niet logisch dat we ons gezicht op het verleden richten aangezien we enkel van het verleden weten hoe het eruit ziet? En is de toekomst dus logischerwijze niet een blinde vlek waar we slechts naar kunnen gissen omdat we er niet naar kunnen kijken? Oké: de toekomst die achter je ligt, het klinkt onlogisch, maar beschouwd vanuit het zien, is het toch zo?
Ik kijk over mijn schouder en zie een toekomst zonder broer, en daar stoppen de zekerheden. Wanneer ik voor me uit staar, zie ik herinneringen opduiken. Dit denken aan het verleden maakt me op dit moment ook niet altijd vrolijker, maar in het verleden zie ik hem tenminste nog terug.
Volge wie volgen kan. Ik ga zowaar de levensbeschouwelijke toer op.
Ja, ’t was al een rare maand en het zal er niet plots eenvoudiger op worden. Die vreemde gevoelens zullen blijven. Missen, vragen stellen, missen, heel hard missen en je ergeren aan mensen die denken hun eigen verhalen te moeten verzinnen..
Wat ik precies met mijn blog moet aanvangen is me niet echt duidelijk. Blijf ik over Maarten schrijven? Dat is me soms te persoonlijk. Dat hoeft niet iedereen te lezen. Mijn hoofd is echter zo vol van hem dat er nu (nog) geen andere teksten uit voortkomen.
En oh, Gers had me weer ferm te pakken.
We missen je. En ik hoop dat het daar boven beter is.
Een vrijdagavond, een van vele. We hebben opgewarmd wat mama heeft klaargemaakt en zitten naast elkaar aan de ronde keukentafel. Maarten zonder gsm (want iPhone mag je niet zeggen) dat bestaat niet. We kijken filmpjes of luisteren liedjes. In periodes waren het eigenlijk steeds dezelfde. En dat is waarom Gers Pardoel nu voor eeuwig aan jou gelinkt zal blijven. Je luistert echter nooit naar de klassieke radio-versies maar zoekt live-versies of speciallekes. Zoals deze met de vrouwenstem van Monique Smit. Ik luister nooit meer naar de oude versie, denk ik.. En ja, ik neem je mee, ik neem je mee op reis. Naar overal, voor altijd in mijn hoofd en hart.
Waar we over praten, doet er niet al te veel toe. Het gevoelige onderwerp verpest de sfeer, daar zoek ik andere momenten voor uit maar veelal antwoord je toch niet. We zeveren, lachen en laten boeren om ter luidst, wat niet mag als mama thuis is. De fles limonade en de pot mayonaise staan onmisbaar op het tafelblad. Straks ga jij naar de staf en ik heb met de vriendinnen afgesproken. We treffen elkaar in den Okapi wel weer. Of op Heirbrug als er een fuifje is, dan drinken we samen een pint. Morgenvroeg (lees: morgenmiddag) moet ik tien pogingen doen om je uit je bed te krijgen. Broerken toch.
Ik loop verloren in ons huis. Ik voel me raar in den Okapi. Wat zal het zijn als ik je de volgende keer geen sms’je “Heirbrug?” kan sturen?
Ik neem je mee, maar ik ben nergens zonder jou.
Wat een nacht, wat een maan En we zien alle sterren staan Waar ben jij?
Het is nu één week geleden dat mijn wereld abrupt stil viel. En geloof me, ze gaat wel terug draaien. Binnenkort misschien al. Heel traagjes om te beginnen. Met mijn lieve, kleine broer altijd in gedachten.
Maarten, manneken, weet jij wat je op de been hebt gebracht?
Verdikke 830 man was er voor jou!
Ik had mijn blog veel liever met andere dingen gevuld. Binnenkort zouden de teksten hier wel eens vaak een zeer herkenbaar onderwerp kunnen hebben, ik zie wel.
Voor wie graag wat teksten herleest of er vanmorgen niet bij kon zijn.
* * *
Vandaag is één
van die dagen
waarop ik nooit
een toekomst heb gehad.
Er is alleen
een star, roerloos
heden, omheind
door een muur
van beklemming.
Er varen schepen
naar vele havens,
maar geen enkel schip
vaart naar waar het leven
geen pijn doet, en
nergens kun je van boord
om te vergeten.
(Fernando Pessoa)
* * *
Maanlied – Kinderkankerfonds
Ik slaap op een hemelbed
Ik leef vrij, zonder één wet
De lucht is altijd blauw
Er is nooit iemand die zegt: “vlug, gauw”
Er is niemand die op mij let
En als ik nu eens uit wil gaan
Gewoon naar sterren zon en maan
Er is niemand die dat verbied
Want verbieden dat doen ze hier niet
Maar wie zou hier nu wonen, wie?
Want dit is allemaal
Fantasie.
* * *
* * *
Er zijn uren – Toon Tellegen
Er zijn uren
Zonder jou. Soms. Misschien. Het is denkbaar.
Er zijn rivieren met oevers vol boterbloemen
Zonder jou.
Er zijn wegen zonder jou. Zijwegen, ongelukken,
greppels.
Vlinders zonder jou zijn er, distels. Ontelbare.
Er is mismoedigheid zonder jou. Laksheid. Angstvalligheid.
En er gaat geen uur voorbij,
Er is nog geen uur voorbijgegaan.
* * *
Broerie,
Schrijven is mijn ding, dat weet je, maar zaterdagochtend viel – net als mijn wereld – mijn pen stil.
Ik probeerde nog even en schreef in trage letters ‘24 maart’. Ik plakte er nog een ‘e’ en een ‘n’ achter. Maart-en. Mijn hoofd zo vol van jou, maar het papier bleef leeg.
Want wat is er nog te schrijven nu? Gaat ons leven echt zomaar door? Nu we jou ’s ochtends niet meer zien verschijnen – veel te laat uit bed – gaan wij gewoon terug naar school en werk? Worden we ouder, vieren we nieuwjaar en gaan we op reis, zonder te horen hoe het jóu vergaat? Moet Florian zijn nonkel enkel van de foto’s kennen?
Waar ben je nu, Maarten? Wat dacht je tijdens je laatste momenten in dit leven? Ik stel maar vragen zonder antwoord, maar weet: het antwoord, dat ben jij. Simpelweg jij en hoe wij je kennen.
’t Is op zijn Maartens, durfden we al eens zeggen. En zo ook waren je laatste weken en dagen. Met de glimlach op je gezicht ontmoette je nog vele vrienden en familie. Je maakte nog plannen en afspraken. In feite teveel om waar te maken. Je verborg je ziel achter die mooie glimlach en zweeg veelzeggend over je gevoelens. Laat me. Laat me mijn eigen gang maar gaan.
Je ging je gang en de sporen die je achterliet zijn groot en diep. Kijk eens wie hier allemaal bij elkaar zit, Maarten. Door jou en voor jou bij elkaar gebracht. Elk hebben we onze eigen herinneringen aan jou. Voor elk van ons was je op de een of andere manier waardevol.
Je hebt je verdriet in stukjes gebroken en over ons uitgestrooid. Elk van ons zal een stukje van je verdriet voor je dragen, Maarten, zodat jij kan rusten. Want dat is wat wij altijd voor jou hebben gewenst.
Ik schrijf hier nu voor jou, zoals jij schreef aan ons: slaapwel!
“Ni pipi doen ni kaka doen en oogskes neeiig toe,”
We lachen. Hiervoor zijn we nu wel te oud geworden. Ik zie een glimlach de deur sluiten. Dan lig ik in bed en bedenk hoe ik de beste van de klas kan worden in voetbal. Want die jongens denken toch altijd dat ze de beste zijn. Nee, de meisjes mogen nooit meespelen. We zitten nu al in het zesde leerjaar en willen tonen dat we ons niet laten doen.
Toen haalde die ene jongen eens flink uit naar het meisje met de grootste mond. Wij gingen natuurlijk direct gaan klikken bij de juf. Toen gebeurde wat ons allen is bijgebleven. Die juf was al bijna met pensioen. Ze zag er dan ook ongelooflijk oud uit en haar gezicht was als een verfrommeld blad papier dat daarna terug was opengelegd. Ze was mager en haar kaken leken soms te bengelen. Ze had kleine priemoogjes die geweldig konden steken en een zuinig mondje, geverfd met een likje lippenstift. Ze was ontzettend streng, en zo kwam ze ook aangewandeld. Ze liep recht op de jongen af en nam met haar handen zijn beide oren vast terwijl ze hem terecht wees. Met zijn kwaaie kop bleef de jongen foeteren. Toen greep ze zijn oren nog steviger en tilde hem omhoog. Hij stond op zijn tenen en zijn hoofd liep steeds roder aan. We zagen zelfs zijn voeten van de grond gaan. We keken elkaar met blinkende oogjes aan. De volgende dag mochten we meevoetballen.
Ik kijk naar de kleine Pinokkio die aan een haakje in de muur hangt. Als je aan het koordje tussen zijn twee benen trekt, gaan zijn armen en één been de hoogte in. Op zijn buik heb ik een lichtgevend sterretje gekleefd. Het sterretje dooft langzaam uit en ik glijd de dromen in waarin ik een groot meisje ben.