Eén maand is nu voorbij gegaan, traag en snel tegelijk. Alles lijkt nog alsof het gisteren was en toch worden we verplicht om door te gaan met ons leven. Men zegt dat wie naar het verleden kijkt met zijn rug naar de toekomst staat. Ik heb dat altijd een vreemde boutade gevonden.
Volgens deze levenswijsheid moeten we ons gezicht richten op de toekomst en het verleden de rug toekeren opdat we vooruit zouden gaan in het leven. Praktisch gezien begrijp ik de redenering wel: het verleden ligt, qua tijd, achter je. Het is voorbij. Kijk niet te veel om je schouder en klamp je niet aan dat verleden vast want dan zeul je slechts extra last mee. Kijk voor je uit – blik op de toekomst – en ga ervoor.
Is het echter niet logisch dat we ons gezicht op het verleden richten aangezien we enkel van het verleden weten hoe het eruit ziet? En is de toekomst dus logischerwijze niet een blinde vlek waar we slechts naar kunnen gissen omdat we er niet naar kunnen kijken? Oké: de toekomst die achter je ligt, het klinkt onlogisch, maar beschouwd vanuit het zien, is het toch zo?
Ik kijk over mijn schouder en zie een toekomst zonder broer, en daar stoppen de zekerheden. Wanneer ik voor me uit staar, zie ik herinneringen opduiken. Dit denken aan het verleden maakt me op dit moment ook niet altijd vrolijker, maar in het verleden zie ik hem tenminste nog terug.
Volge wie volgen kan. Ik ga zowaar de levensbeschouwelijke toer op.
Ja, ’t was al een rare maand en het zal er niet plots eenvoudiger op worden. Die vreemde gevoelens zullen blijven. Missen, vragen stellen, missen, heel hard missen en je ergeren aan mensen die denken hun eigen verhalen te moeten verzinnen..
Wat ik precies met mijn blog moet aanvangen is me niet echt duidelijk. Blijf ik over Maarten schrijven? Dat is me soms te persoonlijk. Dat hoeft niet iedereen te lezen. Mijn hoofd is echter zo vol van hem dat er nu (nog) geen andere teksten uit voortkomen.
En oh, Gers had me weer ferm te pakken.
We missen je. En ik hoop dat het daar boven beter is.