Estou num daqueles dias em que nunca tive futuro. Há só um presente imóvel com um muro de angústia em torno. A margem de lá do rio nunca, enquanto é a de lá, é a de cá, e é esta a razão intima de todo o meu sofrimento. Há barcos para muitos portos, mas nenhum para a vida não doer, nem há desembarque onde se esqueça. Tudo isto aconteceu há muito tempo, mas a minha mágoa é mais antiga.
Henk Stallinga – Lumens
@ Art Rotterdam 2018, Van Nelle Fabriek
Sneeuw
Vroeger was sneeuw een evenement. We openden ‘s avonds de gordijnen en trokken de rolluiken op. Er was niets te zien tot we het licht in de tuin ontstaken. Dan dansten duizenden fluorescerende vlokken voor onze ogen. Wij gingen de hele avond in de zetel zitten om door het raam te staren. De tv bleef uit en wij telden vlokken die zich samenvoegden tot wat de volgende dag ons speelterrein zou zijn. Op de één of andere manier sneeuwde het altijd in de nacht van zaterdag op zondag.
Hoe het zit
Ik was 6 toen ik een dagboek begon. Het boekje in kwestie had een foto van een paard op voor- en achterzijde en een slotje, want dagboeken zijn supergeheim. Er kwamen hele verhalen in over ruzies met mijn broer en zus. Daarna volgden de eerste kalverliefdes. In een schriftje zonder slotje schreef ik verhaaltjes over de meest gekke onderwerpen.
Wat is dat? vroeg hij
en legde zijn vinger op mijn hart
Dat noemen ze pijn, zei ik
maar het is niet erg
Wat is pijn? was zijn vraag
Is het allesomvattend?
Kun je niets meer?
Wil je enkel slapen?
Ik weet het niet, zei ik
het is maar een woord,
een plekje op mijn hart
het is een verlangen naar vroeger,
een vorm van heimwee
of nostalgie
Is dat niet mooi dan?
Een jongen viel uit de lucht
op het hoofd van een meisje
Ze huilde van pijn
Hij verzorgde haar
Grapte, ik ben de regen
zij, jij bent de vloedgolf
een fonkel in haar ogen
Ze liet hem de stad zien
Hij zei niet dat hij ze al kende
de markt, het park
zijn voetsporen waren nog vers
Bloemen Met Waterlanders
Boos koop ik bloemen
Bloemen voor mijn broer
Bloemen die ik verdoem
En wil gooien tegen de muur
Ik wil schreeuwen dat het klote is
Hoe ik mijn broer mis
Dat ik verdomme geen bloemen kopen wil
Bloemen zijn zo stil
Alles van waarde is weerloos
I.
In oma’s mondhoek bungelde een drup zwarte chocolade. Met haar vals gebit vermaalde ze het ene na het andere paaseitje tot een drek warme chocopasta die ze met zichtbaar genoegen doorslikte.
‘De pure zijn de beste,’ zei ze, en ze graaide opnieuw naar het schaaltje blauw verpakte eitjes dat midden op de salontafel stond.
‘Dat wist ik nog.’ zei ik. Het was zo’n vijf maanden geleden dat ik haar gezien had en dat speet me.
Brief aan Lotte
Dag lieve Lotte,
Ik zag je vanmiddag staan op het marktplein van de stad waar ik ben opgegroeid. Je was op stap met de jeugdbeweging waar ik ook lid van was. Je hebt het naar je zin daar. Dat hoorde ik onlangs van je moeder. Het is zover gekomen dat ik met moeders praat. Ik herinner me hoe irritant ik het vroeger vond wanneer mijn moeder in de stad op een kennis botste. Ze kletsten honderduit en ik verveelde me stierlijk. Je kent dat wel. De geschiedenis herhaalt zich als een film zonder eind, alleen de acteurs wisselen en enkel de eerste take telt. Toen ik je daar zag staan met je blozende wangen, had ik zin om naar je toe te lopen en als een regisseur in je oor te fluisteren dat je dat moment vast moest houden.
Histoire d’amour
Ik las dit artikel in The New York Times en keek naar Night train to Lisbon.
Ze heette Lissa met dubbele ‘s’ en we ontmoetten elkaar toen we een semester in Parijs studeerden. Waar kan een liefdesverhaal beter starten? “Lissa, je bent wel bon”, zei ik. Al klopt dat niet. Elle était bonne, parce qu’elle était une femme, une fille, maar ik kon het woordgrapje niet laten liggen. Ik was niet de eerste. Wel de eerste die haar daadwerkelijk meenam naar Lissabon.
Want ja, Lissa, zij was wel bon.