Ik las dit artikel in The New York Times en keek naar Night train to Lisbon.
Ze heette Lissa met dubbele ‘s’ en we ontmoetten elkaar toen we een semester in Parijs studeerden. Waar kan een liefdesverhaal beter starten? “Lissa, je bent wel bon”, zei ik. Al klopt dat niet. Elle était bonne, parce qu’elle était une femme, une fille, maar ik kon het woordgrapje niet laten liggen. Ik was niet de eerste. Wel de eerste die haar daadwerkelijk meenam naar Lissabon.
Want ja, Lissa, zij was wel bon.
We wisselden amper enkele woorden tijdens de lange wandeling van het Praça do Comércio naar Belém. Ik was onder de indruk van het standbeeld van de ontdekkingsreizigers en in de verte glom de Ponte 25 de Abril. Ik weet nog hoe ik een lange, bruine haarlok achter Lissa’s oor schikte. Zo cliché. Hoe ik naar haar lippen keek die altijd kusklaar waren, maar op dat eigenste moment, daar in Lissabon aan de stroom, stug gesloten bleven. Haar ogen haakten als in hypnose aan de glitterende golfjes op het water. Ik porde haar in de zij. Ze bewoog haar hoofd haast onzichtbaar horizontaal. Ik maakte foto’s. Haar ijzige pose leverde knappe portretten op. Alsof ik wist dat we ze nodig zouden hebben. Op de foto die we uiteindelijk gebruikt hebben, staart ze naar de Christus Koning aan de overkant. Haar ouders waren heel gelovig. Zelf liet Lissa zich niet in met geloof. En het Christendom laat zich niet in met mensen als Lissa.
Uiteindelijk puzzelt ieder zijn verhaal in elkaar. Hoeveel verhalen ik heb gehoord die dagen. Ik werd er misselijk van. Hoeveel ik er heb verzonnen. Hoe Lissa twee A4’tjes had volgepend en ik enkel het eerste had gezien en trachtte te begrijpen waarom ze geen boodschap voor mij had achtergelaten. Dagenlang doolde ik huilend door straten en weggetjes. Ik vlamde op snelwegen. Op de kop van het Île de la Cité hoorde ik hoe mijn moeder op de voice mail met trillende stem zei dat ik me moest optrekken aan de mooie woorden die ze aan me had gewijd. Nooit heb ik zo snel van Parijs in Gent gestaan.
In kleermakerszit onder het hemelbed waar wij zo vaak hebben gevreeën, las ik koortsig de mooiste woorden die ik ooit heb gelezen. Une histoire d’amour, noemde ze ons, maar Lissa was niet bon, zei ze. Niet in Lissabon. Niet daarvoor en niet daarna. Ze schreef dat ook weggaan een daad van onmetelijk grote liefde is. Ik was niet haar eerste, zeiden de blauwe woorden op het blad, maar wel de eerste die haar daadwerkelijk meenam naar Lissabon.
Maar Lissa, Lissa was niet bon.