In Parijs

Het was op de laatste zonovergoten zondag van het najaar dat ik in Parijs arriveerde. Je kon de eerste bladeren al geel zien kleuren. Ik had graag eerst wat door de straten gekuierd. Me de stad eigen gemaakt, maar ik zou op maandag meteen op de universiteit starten.

Mijn vertrek uit België had ik tot het laatste moment uitgesteld. Ik had eerst zomer willen vieren met mijn vrienden. Festivalletjes en late avonden op de Gentse stadsterrassen. Ik had er geen kamer meer, dus hotste ik de laatste twee weken van hier naar daar. Logerend bij mijn ouders en broers. Mijn Parijs-tassen stonden al lang vertrekkensklaar. Kleine broer zou naar de grote stad gaan.

Een maand eerder had ik een appartement gevonden op de Rue du Faubourg du Temple, nabij een pleintje dat Place Jules Verne heette, wat me vrolijk stemde. Ik hield wel van wat literatuur in mijn dagen. Dus stak ik overmoedig Le tour du monde en quatre-vingts jours in mijn koffer. Een rommelmarktvondst. Een teken dat alles goed kwam, daar in la ville lumière.

Mijn huisgenoot bleek een magere Aziatische jongen die Huy heette, en die me vriendelijk toelachte toen we elkaar voor het eerst de hand schudden. Hij sprak moeizaam Frans of Engels, dus communiceerden we met gebaren en muziek. Liedjes die we elk om beurten selecteerden in Huys Spotify-account. Hij had biertjes gekocht, want “you Belgium” en we lieten Vietnamees leveren dat – naar ik begreep –  niet te vergelijken was met the real deal. De volgende ochtend haalde hij voor ons beiden stokbrood uit de oven, wat we besmeerden met perzikenconfituur. Ik kon meteen over de badkamer beschikken die ochtend. Huy had geen haast.

Toen ik ’s avonds thuiskwam droeg hij nog dezelfde pyjama als die ochtend. Zijn laptop op de salontafel had ontelbaar veel tabbladen open. Ik zette de boodschappen in de keuken en samen maakten we in stilte het eten klaar. Alleen een mij onbekende band was te horen in de kamer. Dat enkele kilometers verderop de Eiffeltoren stond te blinken onder de aandacht van ontelbare fotocamera’s, daar merkte je op de Rue du Faubourg du Temple niets van.

Op vrijdagavond dook ik voor het eerst een Parijse kroeg in. In Belleville heerste bourgondische gezelligheid over de straten, maar hoe later op de avond, hoe minder ik erin slaagde het Frans rondom mij te ontcijferen. Ik strompelde pas laat naar mijn appartement toe. Huy was nog op. Op zaterdag lukte het me vroeg mijn bed uit te komen. Ik moest en zou de stad in gaan. Huy was al de deur uit, en ik realiseerde me dat dit voor het eerst deze week het geval was.

In de stad botste ik op lopers en toeristen. Ik zag Montmartre, de Arc de Triomphe, het Louvre, de Notre Dame en tot slot de Eiffeltoren. Ik was zo dwaas om in mijn eentje een boottochtje op de Seine te maken. Mét audioguide. Ik moet dat weekend wel dertig kilometer gelopen hebben. Nam nauwelijks de metro. Slenterde door winkels en zag de expo over Magritte in het Centre Pompidou. Is het dan echt zo dat je in het buitenland altijd een beetje je eigen nationale trots opzoekt?

Op zondagavond ging ik met mijn reis rond de wereld in 80 dagen bij La Maison Plisson zitten op de Boulevard Beaumarchais. Ik verstond geen reet van het oude Frans, en mijn ogen vielen dicht, maar charme had het wel. Ik bestelde een bière Bap Bap, waarbij de dienster in lachen uitbarstte om mijn uitspraak, en ik bracht de avond starend door. Starend naar de beweging in de straten van Parijs.

Advertentie

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s