Met gesloten ogen sta ik vooraan: bezweet, een lauwe pint in de handen en mijn lichaam vrij gelaten om te doen wat het wil. Mijn hoofd zweeft en ik voel pure zaligheid. Ik kruip door de torenhoge boxen, vlei me op een muziekgolf neer en beweeg mee op de stroom. Met mijn ogen dicht zie ik hoe de rest van de zaal het doet. Rond mij zijn mijn vriendinnen; mijn goeie vriendinnen en mijn slechte vriendinnen. De stillekes, de flapuits, de grapjassen, de aandachtshoeren, de bedriegsters, de lieverds en die ene die werkelijk alles van me weet. Ze weet zelfs wat ik nu denk want in het passeren knijpt zij even in mijn hand en spreekt net die woorden in mijn oor, die ik bij haar wou influisterroepen.
Verderop staat de jongen die ik zal aanspreken vanavond, dan praat ik met hem. Praten en praten en me dichter naar hem toe bewegen. Dan zal ik hem onopvallend en onbewust aanraken (zo even mijn hand langs zijn schouder bewegen, weetjewel), dan zal hij in mijn ogen kijken, diepdiepdiep in mijn ogen kijken en ik zal verdrinken. Oh, verdrinken zal ik in zijn ogen, mijn tenen hebben daar al vaker de bodem geraakt, terwijl mijn vingertoppen uit zijn pupillen zwaaien: een help die niet wil worden beantwoord, want verdrinken in zijn twee vergeetputten is zalig. En hij vergeet me, ja, iedere keer opnieuw, maar niet vanavond. Deze avond waarop onze goor bezwete en met verspild bier bedekte lichamen dichter naar elkaar toe bewegen, zal hij me niet vergeten. Hij zal me willen kussen zoals ik hem wil kussen maar ik zal het niet doen. Niet hier. Niet nu. Ik zal hem aan me laten denken zoals ik aan hem denk.
Aan de toog staat mijn ex-lief onwaarschijnlijk ontzettend boeiende verhalen te vertellen aan alweer een ander meisje. In zijn hoofd loop ik rond en laat valse hoop achter. Ik haat je. Vrij er maar weer eentje op en ga het vertellen aan wie het horen wil in de hoop dat de boodschap mij bereikt maar ik ben je drie stappen voor. Ik ga vlak naast het duo mijn nieuwe pint bestellen en laat mijn mooiste fake-glimlach in jaren los. Nog niet halverwege mijn terugweg naar mijn goeie en slechte vriendinnen, kom ik hem toevallig tegen. Met de verontschuldiging dat er iemand op een frisse pint wacht, laat ik hem na drie minuten terugkeren naar alweer een andere bimbo.
Ooh I love you so, klinkt het in mijn kleverige atmosfeer. But why I love you, I’ll never know. Me afvragend van wie ik hou (en deze gedachte meteen weer vergetend), keer ik terug naar mijn goeie en slechte, mijn vriendinnen. In de verte zie ik the crush en the ex. En ik denk aan hoe mijn ouders, zelfs in dit tijdperk nog, ongerust in bed liggen te wachten tot hun brave dochtertje thuis komt.