Mensen hebben de neiging om te mijmeren op de trein omdat je daar nu eenmaal als vanzelf wordt toe aangespoord. Je bent als een kind dat graag in de kinderwagen door de straten van de stad wordt gerold of ritjes maakt met de auto. Het ritme en geraas brengen rust en het voorbijschuivende landschap vraagt naar staren. Je kijkt door het bestofte raam en neemt alles in je op: de brug met grafitti, de doe-het-zelf-zaken, de platte daken, de kanten gordijnen, de achtertuintjes en de camionettenrijschool. In hun tegelijk statische en flitsende aanwezigheid houden ze honderden verborgen verhalen stil. Het liefste van al doe je dit met je koptelefoon op je oren en half weggedoken in je sjaal.
Intussen denk je aan alles en niets. Aan het feestje van afgelopen weekend, aan de mensen die je hebt ontmoet, aan die zin die je beter niet had gezegd en aan de woorden die je liever net wél had uitgesproken. Je hoeft er echter niet over te liegen: je denkt aan de liefde. Op de trein is dat zo – of je het nu wil of niet – daar hóór je aan de liefde te denken. De omgeving vraagt erom. Ja, het is werkelijk een wijd verspreid verschijnsel. Altijd en overal, sinds het moment dat treinen hun weg door het landschap begonnen te banen, hebben mensen op de trein aan de liefde gedacht. In romans, films en zeemzoete televisiedrama’s zitten mensen voor zich uit te staren en druipt de liefde van de neergeschreven woorden en in close-up getoonde gezichten af. Lekkere liefde, geschifte liefde, gehate liefde, zweverige liefde, verboden liefde… Er zijn wel duizend soorten liefde waaraan mensen denken tijdens het treinreizen.
Gemiste kansen passeren gezwind de revue. Hand in hand met de grootste flaters die je ooit beging staan ze vanuit het landschap naar je te zwaaien. In de bomen langs het traject slingeren de gestolen momentjes – met bijhorende zoenen, knuffels en voorzichtige liefdesverklaringen – als apen tussen de takken. Stilletjes lach je om die eerste kus ergens op een hoek in de stad. Of je walgt ervan, dat is ook een optie.
Alweer flitst een doe-het-zelf-zaak voorbij, dan enkele flatgebouwen en een straat met een kapper en een broodjeszaak. De trein staat even stil in het station en stiekem – heel stiekem – hoop je dat net dié persoon opstapt die het hoofdpersonage is van je liefdesmijmeringen. Het gebeurt niet. Dat gebeurt nooit. Behalve in romans, films en zeemzoete televisiedrama’s natuurlijk. De gave om die ene persoon levend en wel voor je neus te toveren heeft je brein niet. Eén keer kwam je hem per toeval tegen. Net op de dag dat je niet tevreden was over je outfit. Een treinrit van zoeken naar woorden en subtiel happen naar adem later, wenste je dat hij het perron toch maar niet was opgestapt. Je was nog nooit zo verliefd geweest.
Ja, je bent echt goed in liefdestreinmijmeren. Je bent werkelijk een prof. Als er een wereldkampioenschap mijmeren bestond, was jij de winnaar in de categorie duizend keer over hetzelfde mijmeren, beter gekend als de categorie zwaargewichtigen.