Ana is twaalf en droomt maar van één ding: Lode. Een kameraad van haar drie jaar oudere broer. Vijftien is hij en onmogelijk. Vijftien, mooi, stoer en onmogelijk.
Ana is vijftien en droomt nu eens van Pieter, dan eens van Laurens, dan weer van Michiel.. Oh, en soms nog eens van Lode. Ze kwam hem tegen op haar eerste fuifje. Hij was vriendelijk, ze praatten een beetje en Ana zweefde naar huis.
Ana is zestien wanneer ze hoort dat Lode terug single is na een jaartje met een mooi meisje te hebben verkeerd. Diezelfde avond drinkt hij een pint met haar broer op het terras bij hen thuis. De blik in zijn ogen wanneer hij heengaat en Ana dag zegt. “Hey Ana,”. Heykeilekkerding.
Ana is zeventien wanneer ze haar eerste jongen kust. Een zalige tijd breekt aan maar na zeven maanden kust hij een ander.
Ana is twintig wanneer ze flink in de wind van de witte wijn een leuke avond beleeft met Lode op een fuif in de stad. Ze kwam hem tegen aan de toog en ze gingen samen door de zaal, liepen doelloos rond en dansten wat. Ze droomt maar van één ding: haar tweede kus, met haar eerste vlam.
Dit was haar enige kans. Dromen zijn bedrog. Marco had gelijk.
Ana is tweeëntwintig en heeft haar oog laten vallen op één van haar medestudenten wanneer haar broer vertelt dat Lode in het buitenland gaat werken. Voor onbepaalde tijd. De tijd verglijdt en Lode vervaagt. Hij wordt een leuke herinnering.
Ana is drieëntwintig wanneer ze Brent ontmoet. Zij is weg van hem en hij van haar. Maar als ik wakker word naast jou dan droom ik nog. Ze is nog nooit zo verliefd geweest.
Ana is achtentwintig wanneer Brent haar ten huwelijk vraagt en zij volmondig ‘ja’ zegt. Ze krijgen felicitaties van Lode en ene Helena vanuit Berlijn. Lode, verdorie, dat was pas kalverliefde.
Ana en Brent bouwen een huis, maken vele reizen en plannen voor de toekomst.
Ana is eenendertig wanneer ze met haar bolle buik Lode tegenkomt in de stad. Of hij nu voorgoed terug is? Ja, best aanpassen. Nee, geen vriendin. Dat is voorgoed verleden tijd.
Ana is achtendertig wanneer Lode met een kind op zijn arm en een vrouw in zijn kielzog op een tuinfeest bij haar broer aankomt. Ze praten over mama-en-papa-onderwerpen. Ze ziet slechts een tikkeltje lodedroom in zijn ogen.
Ana is veertig en droomt van vele dingen: Brent, de kinderen, de mooie vakanties, de lentelucht. Nooit meer van Lode.
Eind goed. Al goed.
– – –
(Ana is zesentachtig wanneer ze onwennig haar eerste dag in het rusthuis doorbrengt. Brents begrafenis sleept ze als een pijnlijke herinnering sinds enkele maanden met zich mee. Tijdens een wandeling op de binnenkoer herkent ze Lode op het bankje onder de linde.)
(Ana is negenentachtig wanneer Lode haar op de rimpelige lippen kust.)